Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Mem.] [69]Wat getuigen zal ik u brengen, wat zal ik [70]bij u vergelijken, [71]gij dochter Jeruzalems? Wat zal ik bij u vergelijken, dat ik u trooste, gij jonkvrouw, dochter Sions, want [72]uw breuk is [zo] groot als de zee, [73]wie kan u helen? 69. Of, wat getuigenis; alsof hij zeide: Welk een voorbeeld zal ik u voor ogen zetten, door hetwelk ik u zou mogen troosten? Ik vind nergens een volk, dat ooit zo hard is gestraft geworden als gij gestraft wordt. Anderen nemen het in dezen zin: Wat zal ik nemen om te getuigen dat gij geen grote redenen hebt om dus te roepen en te tieren. Zie de aantekening Jes.51:19. 70. Te weten in deze uwe ellende. 71. Dat is, gij volk Gods. 72. Dat is, uwe ellenden zijn breed, diep, krachtig en schier onbegrijpelijk, gelijk de scheuren of inbreuken, die de zee maakt; gij zijt zulk een spiegel van Gods hevigen toorn als er nog nooit tevoren in de wereld geweest is. 73. Welke middelen zijn er in de wereld te vinden om u te redden? Naar het oordeel van een ieder is uw staat hopeloos, daar is geen helpen meer aan.